“We meten geen impact, we maken verborgen kosten zichtbaar”. Met die zin vat Eric Buckens, directeur van ABN AMRO Social Impact Fund, in één klap samen waarom traditionele impactrapportage tekortschiet. Buckens, inmiddels al ruim 15 jaar actief in de wereld van impact investing, pleit voor niets minder dan een fundamentele omslag: van impact meten als morele exercitie naar maatschappelijke kosten zichtbaar maken als transitiemechanisme.
Waarom is ABN AMRO Social Impact Fund ooit begonnen met het meten van impact in euro’s?
“Toen we in 2012 startten met ons fonds, wilden we onze impact kunnen meten maar al snel merkten we dat veel methodes ofwel te vaag waren, of appels met peren vergeleken. Wat is bijvoorbeeld erger: een ton CO₂-uitstoot of een kind in slavernij? We wilden een manier om álle maatschappelijke effecten op een eenduidige manier zichtbaar te maken. Er waren al methodes zoals Social Return on Investment, die impact probeerden te vertalen naar geld en dat sprak ons op zich aan.”
“Als je maatschappelijke effecten in euro’s uitdrukt, krijg je een gemeenschappelijke taal. Dan kun je de positieve en negatieve effecten van een bedrijf naast elkaar leggen én vergelijken met andere bedrijven.”
“Tegelijkertijd, as je alléén bezig bent impact te vertalen naar geld wordt het ook snel abstract. Dan praten veel mensen toch weer liever over tonnen CO2 of over 1000 geholpen boeren. Dat komt vaak omdat we impact en geld als gescheiden dingen zien. Maar eigenlijk gaat impact over feitelijke maatschappelijke kosten en baten. Aan CO₂-uitstoot hangt een prijskaartje, afval veroorzaakt economische en gezondheidsschade, en een kind in slavernij vertegenwoordigt naast menselijk leed ook een gemiste investering in onderwijs en economische ontwikkeling. Dit zijn echte, materiële kosten, nu of in de toekomst, maar ‘niemand’ betaalt er al voor. Ze zijn onzichtbaar.
En als je die verborgen kosten zichtbaar maakt, kun je ze ook meenemen in het totale kostenplaatje. En dan kun je er vervolgens ook op sturen. Dit gebeurt in value-based benaderingen van impact meten, bijvoorbeeld ‘True Pricing’ of ‘True Profits’. Dat werkt activerend: een ondernemer die ziet waar in de keten de grootste negatieve impact zit, zal zijn kostprijs willen verlagen. De meeste positieve impact blijkt overigens inderdaad te zitten in het terugdringen van negatieve effecten: onderbetaling verminderen, schonere productie, minder uitstoot. Door dat in euro’s te vatten, maak je het concreet en vergelijkbaar en dwingt het je om verantwoordelijkheid te nemen voor die verborgen kosten.”
Wat zeg je tegen mensen die moeite hebben met het monetiseren van maatschappelijke waarde?
“Er leeft het idee dat maatschappelijke waarde alleen iets is ‘van het hart’, iets wat je niet in euro’s moet vangen. Maar dat maakt impact meten al snel moreel beladen. Je mag geen vlees meer eten, of je mag niet meer vliegen.”
“Je kunt ook zeggen: impact ís waarde. En maatschappelijke kosten zijn ook kosten – of ze nu zichtbaar zijn op de factuur of niet. Als een product leidt tot gezondheidsklachten of milieuschade, dan zijn dat gewoon maatschappelijke kosten. Door die zichtbaar te maken, wordt duurzaamheid zakelijk relevant.”
Zijn er concrete voorbeelden van bedrijven die al sturen op deze inzichten?
“Zeker. In onze eigen portefeuille zien we dat ondernemers echt aan de slag gaan met wat de metingen opleveren. Maar ook daarbuiten. Denk bijvoorbeeld aan een bedrijf dat sterk inzet op CO₂-reductie door elektrische transportmiddelen, maar door impact analyse ziet hoe sterk het lithium in batterijen de maatschappelijke kosten juist weer verhoogt. Dat leidt tot actie. Datzelfde zie je bij bedrijven in koffie of chocolade, alle twee producten met hoge maatschappelijke kosten in de keten, onder meer door onderbetaling en kinderarbeid. Als je die kosten meerekent in de consumentenprijs (de ‘true price’), dan wordt het product al snel te duur. Maar wat je ziet gebeuren is dat bedrijven in actie komen en met hun ketenpartners gaan praten over verbetering van arbeidsomstandigheden, dus over het terugdringen van die maatschappelijke kosten. Of ze richten hun volledige bedrijfsmodel op verandering van de keten. Op deze manier wordt impact meten zélf een mechanisme voor transitie.”
Wat is er nodig om dit breed toe te passen in het bedrijfsleven?
“Allereerst: bewustwording. Veel bedrijven, ook duurzame, meten nog niet hun verborgen kosten. Enerzijds omdat het tijd en geld kost: je hebt data nodig, keteninzicht, expertise. Anderzijds omdat er geen directe prikkel is en de voordelen niet altijd direct zichtbaar zijn. Daarom denk ik dat overheden hier een rol hebben. We hebben niet per se behoefte aan nóg een set rapportage-eisen zoals bij CSRD, maar wel aan iets wat praktischer is. Laat bedrijven bijvoorbeeld stapsgewijs beginnen met het berekenen van de maatschappelijke kosten van een aantal producten, wellicht zonder dat dit in eerste instantie openbaar hoeft te zijn. Het verhoogde inzicht zet dan al aan tot aanpassingen in productketens. Op langere termijn zou je de True Price van producten dan waarschijnlijk ook op het prijskaartje willen zien.”
“Je zou twee dingen moeten doen: aan de ene kant moeten de tools goedkoper en toegankelijker worden. Aan de andere kant zou de overheid druk kunnen uitoefenen op bedrijven om hun maatschappelijke kosten in kaart te brengen, bijvoorbeeld stapsgewijs, te beginnen bij een aantal producten.”
True Profits zijn de échte winsten van een onderneming, berekend door naast de financiële resultaten ook de maatschappelijke kosten en baten mee te nemen. Dit betekent dat negatieve effecten zoals milieuvervuiling, onderbetaling of gezondheidsrisico’s worden afgetrokken van de financiële winst, en positieve bijdragen zoals CO₂-reductie, eerlijke lonen of sociale waarde worden meegewogen.
True Profits maken zichtbaar wat een bedrijf werkelijk bijdraagt of kost voor mens, milieu en maatschappij. Het is een manier om duurzaamheid en maatschappelijke waarde concreet, vergelijkbaar en zakelijk relevant te maken.
Wat is er volgens jou nodig om ook traditionele bedrijven in beweging te krijgen?
“Transparantie én druk dus. Maar het kan ook commercieel aantrekkelijk zijn. Je kunt bijvoorbeeld het sectorgemiddelde berekenen voor een product, zoals bananen of koffie. Als jij als bedrijf daaronder zit, kun je dat laten zien aan je klanten. Daarmee creëer je een concurrentievoordeel. Dan wordt True Pricing een manier om je te onderscheiden, niet alleen moreel, maar ook zakelijk. Dat is veel overtuigender dan alleen zeggen: ‘doe het omdat het goed is voor de wereld’. Je ziet kleinere biologische supermarkten al beginnen met het zichtbaar maken van de maatschappelijke kosten in een ‘eerlijke prijs’ voor sommige producten. Ook de grootste cateraar van het land is er mee begonnen.
Maar de grote supermarkten aarzelen. Dat is op zich niet gek. In de meeste supermarkt producten zijn de verborgen kosten nog zo hoog dat supermarkten zich uit de markt zouden prijzen bij het zichtbaar maken van de True Price. Daarom is naast eventuele druk vanuit de overheid ook samenwerking binnen branches en tussen ketenpartners van cruciaal belang. In de eerste plaats om de feitelijke verborgen maatschappelijke kosten stap voor stap terug te dringen door veranderingen in de ketens te bewerkstelligen. En vervolgens om geleidelijk het meenemen van die maatschappelijke kosten in je prijs te normaliseren. Uiteindelijk helpt het om te beseffen: de kosten van niets doen zijn hoger. Of het nu gaat om klimaatverandering of sociale ongelijkheid, de schade wordt uiteindelijk betaald en zal in de toekomst alleen maar groter zijn.”
“Een rapportageplicht over True Pricing helpt om ook traditionele bedrijven in beweging te krijgen, en een eerlijk speelveld te creëren. Het mooie is: je haalt impact zo weg uit de morele of politieke sfeer. Het wordt gewoon een zakelijk vraagstuk over kosten en ketenbeheersing.”
Wat vind je van het idee om bedrijven te ‘belonen’ voor het maken van impact?
“Ik gebruik liever het woord motivatie dan beloning. Het gaat niet om schouderklopjes, maar om het besef dat je maatschappelijke kosten vermijdt of vermindert. Dat helpt niet alleen de wereld, maar ook je bedrijfsvoering. Minder risico’s, stabielere ketens, betere relatie met klanten en medewerkers, en een eerlijke prijs voor je producten. En uiteindelijk draait het om iets groters: een transitie naar een economie waarin we niet langer kosten afwentelen op mens en milieu.”
Je zei eerder: impact meten moet uit het morele en politieke domein gehaald worden. Wat bedoel je daarmee?
“Niemand wil dat steden onder water lopen of dat we straks zonder grondstoffen zitten. Dus laten we de discussie voeren over maatschappelijke kosten, in plaats van over goed of fout gedrag. Laten we niet in een morele valkuil vallen, maar duurzaamheid weer depolitiseren. En laten we leren maatschappelijke kosten mee te nemen in onze bedrijfsvoering en de terugdringing ervan onderdeel te maken van de normale marktwerking. True Pricing (of True Profits) is geen ethisch project, het is een rationeel en noodzakelijk onderdeel van de economie van de toekomst.“
“Impact heeft een moreel label gekregen: duurzaam gedrag wordt vaak gezien als ‘linkse hobby’ of ‘woke’. Dat helpt niet. We moeten dit onderwerp zakelijk en objectief benaderen.”
Wat is je belangrijkste boodschap aan beleidsmakers en bedrijven?
“True Profits werkt als transitiemechanisme. Door verborgen kosten zichtbaar te maken, krijgen ondernemers, ketenpartners én overheden inzicht in waar verandering nodig is. Maak het deel van rapportageverplichtingen, ontwikkel standaardmethodes en begin bij producten met korte ketens. Alleen dan kunnen we maatschappelijke waarde structureel gaan meerekenen in economische beslissingen.“
“Impact maken is geen morele opdracht, het is een economische noodzaak om maatschappelijke kosten te identificeren en terug te dringen, en om toekomstige nog grotere schadeposten te voorkomen.“
Dit artikel is geschreven in het kader van de Nationale Conferentie Brede Welvaart.



